De Wildbeheereenheid Over Betuwe Oost is 13 augustus 1987 op initiatief van Dhr. C. de Raef uit Bemmel opgericht door een aantal jagers die zich een aantal doelstellingen oplegden:
- Samenwerking voor wat betreft jacht beheer en schadebestrijding door de onderlinge jachthouders;
- Vaststellen van de grenzen van de jachtvelden in het beheergebied;
- Voor zover aanwezig de zo genaamde "kantjesjagerij" doen ophouden;
- Opstellen van een wildbeheerplan;
- Coördineren van wildtellingen;
- Terugdringen van de destijds welig tierende wildstroperij.
Samenwerking
Kort nadat de Wildbeheereenheid door een beperkt aantal jachthouders was "opgestart" werden alle in het werkgebied aanwezige jachthouders uitgenodigd voor een bijeenkomst. Deze bijeenkomst werd goed bezocht. Er bleek bij een groot aantal jachthouders toch de behoefte te bestaan om zaken collectief op te gaan pakken en regelen. Er is destijds een bestuur gekozen, meest mannen die het initiatief genomen hadden, en een notaris is verzocht officiƫle stukken op te maken zoals Statuten en een Huishoudelijk Reglement. Vervolgens werd de erkenning als Wildbeheereenheid aangevraagd en verkregen. Binnen enkele jaren was het succes van de Wildbeheereenheid zo groot dat alle jachthouders uit het werkgebied zich hadden aangesloten.
Vaststellen grenzen
Een grote klus voor de Wildbeheereenheid was het inventariseren en vaststellen van elkanders jachtgronden. In die tijd gebeurde het nog wel eens dat jachthuurovereenkomsten niet altijd schriftelijk vast lagen.
Na maanden van bezoeken afleggen bij jachthouders en het aan de hand van geldende jachthuurovereenkomsten intekenen van jachtvelden was deze klus geklaard en was er een grote kadastrale kaart waarop een ieder kon zien wie de jachtrechten op welke stukken had. Er is toen direct besloten dat het onderlinge leden van de Wildbeheereenheid niet toegestaan was om bij elkaar jachtgronden weg te kapen. Deze stap bevorderde direct de goede betrekkingen bij de jachthouders onderling, die vandaag de dag nog altijd voortduren.
"Kantjesjagerij"
Nu een ieder kon zien waar de grenzen van een jachtveld lagen werd er op de jachthouders een beroep gedaan niet bij elkaar op het randje van het jachtveld te jagen, maar enige afstand tot de grens te houden. Ook dit werkte prima.
Wildbeheerplan
Het opstellen van een wildbeheerplan was een grote klus. Destijds was er weinig data aanwezig en had een ieder voor zich vastgesteld wat de wildbezetting van zijn jachtveld was. Dit gebeurde veelal op basis van eigen historie en "onderbuikgevoel". Het bestuur van de Wildbeheereenheid besloot allereerst om wildtellingen te gaan organiseren en coördineren om zich op deze wijze nauwkeurig een beeld te kunnen vormen van de daadwerkelijke wildstand. Hierna is gekeken wat de wildschade was die de boeren en tuinders ondervonden van bepaalde wildsoorten. Toen de Wildbeheereenheid deze zaken allemaal in beeld had is men tot een jaarlijks afschotplan gekomen. De leden werd dit plan ter goedkeuring voorgelegd en dringend verzocht zich aan de afspraken te houden. Wat ook geschiedde.
Terugdringen wildstroperij
Hoewel als laatste genoemd was het terugdringen van wildstroperij eigenlijk de aanleiding en drijfveer om de Wildbeheereenheid op te richten. In die jaren kwam wildstroperij veelvuldig voor binnen het werkgebied. Zelfs zodanig veel dat het toenmalige Korps Rijkspolitie in het werkgebied een eigen "stroperijteam" had opgericht. De Wildbeheereenheid besloot om zelf bij te dragen aan
het toezicht in de buitengebieden en stroperij in het bijzonder. In het begin was er een politieman die in zijn vrije tijd het toezicht verzorgde, maar toen deze er wegens promotie binnen het Korps geen tijd meer voor had heeft de Wildbeheereenheid zelf een jachtopzichter aangesteld die tevens onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie was. Met deze jachtopzichter werd door het bestuur duidelijk de afspraak gemaakt dat hij niet alleen de stroperij moest zien te beteugelen maar ook toezicht moest houden op de gedragingen van de eigen leden. Alle kosten die gemaakt werden m.b.t opleiding van de jachtopzichter en de kosten die gemaakt werden voor het daadwerkelijk houden van toezicht zoals kleding, autokosten en materiaalkosten werden door de Wildbeheereenheid zelf gedragen. Er was geen subsidiepotje. Tot de dag van vandaag (2017) heeft de Wildbeheereenheid altijd nog een jachtopzichter "in dienst" die tegenwoordig ook Buitengewoon Opsporings Ambtenaar is.